Opaal is een vorm van waterhoudend silica. Als de bolletjes silicagel ongeveer even groot zijn kan diffractie van licht optreden, waardoor het kleurenspel van opaal otstaat. De naam komt uit het Sanskriet en betekent edelsteen. De vindplaatsen in Australië werden eind 19e eeuw ontdekt. Bekend zijn White Cliff, Andamooka en Queensland. Gewoonlijk is de de opaal melkwit, met kleurenspel in kleine spots ("harlekijn opaal") tot grote vlekken ('flash opal"). Beroemd is het dorp van opaal mijnwerkers dat onder de grond is gemaakt, vanwege de grote hitte overdag buiten. Opaal wordt aangetroffen in aders in moedergesteente zoals zandsteen.
Toermalijn dankt zijn naam aan een Sinhalees woord voor "steen met gemengde kleuren", bedacht door de Hollandse zeevaarders die deze edelsteen in het begin van de 18e eeuw meenamen uit Sri Lanka. Mineralogisch zijn er meer dan 10 soorten toermalijn op basis van kleine verschillen in de chemische samenstelling. Karaktersitiek zijn de prismatische kristallen met 3- à 6-hoekige doorsnee, die soms in de lengte, soms in de dwarsrichting zones van verschillende kleur hebben. Verder staan ze bekend voor de insluitsels, zogenaamd trichieten, draderige vloeistofinsluitsels. Toermalijn wordt wel de gekristalliseerde kaleidoscoop genoemd: van alle edelstenen heeft toermalijn ongetwijfeld de grootste verscheidenheid in kleuren. Voor sommige kleuren worden aparte benamingen gebruikt. De meeste toermalijnkristallen worden aangetroffen in pegmatietaders, de mooiste in de pockets in die aders. Vindplaatsen zijn onder andere Minas Gerais (Brazilië), vele Afrikaanse landen en Afghanistan.
In de Griekse mythologie werd Persephone, godin van de lente en nieuwe gewassen, ontvoerd door Hades, god van de onderwereld. Na lang zoeken gebood Persephones vader Zeus, dat Hades zijn dochter vrij moest laten. Hades overtuigde de godin om als laatste maal in de onderwereld zes granaatappelpitten te eten. Wat zij niet wist, is dat als men eenmaal iets eet in het dodenrijk, terugkeren naar de levende wereld onmogelijk is. Uiteindelijk sloot men de deal dat Persephone voor ieder pitje dat ze gegeten had, elk jaar een maand in de onderwereld moest verblijven. Zo kwam het dat in de lente de wereld tot bloei komt, en als de godin zes maanden in de onderwereld moet doorbrengen, al het groen verdort. Granaatkristallen werden door de oude Grieken gezien als voorstelling van de pitten, die qua kleur en maat erg op elkaar lijken en daarom werden gedragen als wens om terugkeer van een geliefde. - Granaat is de geboortesteen van de maand januari -"